'T KLEINE KEANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Dit is de laatste aflevering van een serie van achten twintig, waarvan de eerste aflevering verscheen in het nummer van mei 1987. Duizenden en duizenden Joden zijn er nu al vanuit het Door gangskamp Westerbork paar het verre Polen afgevoerd. Hebben zij er enig idee van, wat hen daar te wachten staat? Nee, ze weten alleen dat ze naar een plaats met de naam Auschwitz gaan. Dat dit het eindstation zal zijn weten ze niet. Dat blijkt duidelijk uit wat de uit Amsterdam afkomstige en in Westerbork gevangen ge houden journalist Philip Mecha nicus aan zijn dagboek toever trouwt. "De storm heeft vannacht ge toornd", noteert hij op een ze kere dag. "Met gebalde vuisten raasde hij tegen die paar onno zele barakken, die weerloos op dit stuk kale heide staan. On begrijpelijk dat zij niet in splin ters zijn uiteengerukt en dat de daken niet zijn opgevlogen. Bij vliegende storm en gutsende regen is een transport van dui zend man naar Auschwitz ver trokken. Weer in beestenwa gens. Het hoofdaandeel heeft de S-barak geleverd: vijfhon derdnegentig man. De rest, de jonge mannen van de Alijah, oude mannen uit het zieken huis, en eenendertig kleine, naamloze kinderen, die in het Weeshuis lagen en wier ouders óf onder water zijn óf reeds naar Polen zijn doorgezonden. Onder deze kinderen een tien jarig jongetje met 39.9°, dus met ééntiende graad koorts te weinig om tot de gelukkige ca tegorie der 'Untransportfahigen' te behoren. Opruiming van straf- en improductieve elemen ten, die het kampbudget slechts bezwaarden. Nog altijd weet men niet wat er met de gedeporteerde Joden in Polen gebeurt. Men vervloekt de na- tionaal-socialisten en zoekt naar kwalificaties, die uitdruk king moeten geven aan de ge voelens van minachting, af schuw, afgrijzen en haat tegelijk, maar niemand vindt het goede woord: men staat machteloos, men stapelt het ene woord op het andere, maar staakt onbevredigd zijn brand merking, en eindigt met een geluid van walging: bah! 'Wan neer, wanneer is de oorlog af gelopen, wanneer is deze el lende van het wekelijkse transport uit?, weeklagen de vrouwen. 'De oorlog gaat goed! Maar elke week gaat een tran sport', honen de mannen hen, die erop vertrouwen, dat de oorlog spoedig met een over winning voor de geallieerden eindigt. De winter vordert; men vreest, dat als deze winter de beslissende slag niet valt, de oorlog weer de hele zomer zal voortduren en dat geen enkele Jood zich dan meer op Neder landse bodem zal bevinden. De hoop wisselt af met de vrees: waar gaan we heen, wat is ons lot, wat onze toekomst?" Begin maart 1943 nemen de Duitsers een nieuw vernieti gingskamp in gebruik, weer in Polen en wel bij het plaatsje Sobibor. Drie dagen duurt de reis daarheen - de transporten, die op woensdag vanuit Wes terbork vertrekken, komen er vrijdag aan. De Joden, die er na de lange en vermoeiende reis uit de trein stappen, worden er met een vriendelijk beeld geconfron teerd: zij zien er aardige perk jes met bloemen en er is niets, dat wijst op bedreiging of ge weld. Maar de schijn bedriegt. De slachtoffers moeten zich uit kleden, zogenaamd om in bad te gaan, en worden dan regel recht naar de gaskamers ge voerd. Zo komen daar, op de dertien de maart, de eerste vijf uit Leeuwarden afkomstige Joden aan hun eind. Precies een week later zijn het er niet min der dan vierendertig, van wie de dames Eva Messcher-de Lange, eenentachtig jaar en Klaartje Esso-Kan, vijfentachtig jaar, de oudsten en Rebecca Speijer, achtentwintig jaar en Johanna Godschalk, vierender tigjaar, dejongsten zijn. Op de dertigste april hoort het gezin van de bekende banket-» bakker Chiel Lubinski van de Nieuweburen er tot de slachtof fers en het is ook hier, dat de populaire les de Wied van de Groningerstraatweg wordt ver moord - hem kwamen we al eerder tegen in ons verhaal over de Joodse leden van de Friesche Club aan het Ruiters- kwartier. Ook uitgeroeid wordt hier het hele gezinnetje van de grossier in suikerwerken Karei Veltman uit de Speelmansstraat, Karei zelf, zevendertig jaar oud, zijn vrouw Selma Cahn, zesender tig, het dochtertje Friederika, vier jaar oud en het zoontje Jacques Bernd, tien weken oud In totaal negentien transport treinen maken de lugubere reis van Westerbork naar Sobibor; van de ruim vierendertigdui zend Nederlandse Joden, die ze vervoeren, zijn er honderd zeventien afkomstig uit Leeu warden en al onze stadgenoten vinden hier een vreselijke dood Op de veertiende oktober breekt er in Sobibor een geor ganiseerde opstand uit, waarbij een aantal Duitse beulen wordt gedood, maar waarbij heel veel Joodse gevangenen sneuvelen. Van de rond dertig gevange nen, die kans zien het kamp te ontvluchten, sluit een deel zich aan bij de in deze omgeving opererende Russische en Pool se partisanen - een nog kleiner deel zal heelhuids het einde van de oorlog halen. Intussen is ook het grote moor den in Auschwitz doorgegaan - De omvang van de ramp met betrekking tot de Joodse Leeuwarders kan niet beter worden geïllustreerd dan door het afdrukken van deze foto van het eerste elftal van de voetbalclub Achdoeth. We zien hier, van links naar rechts, achterste rij: Herman Wallega (vermoord), Sam Muller (vermoord), Herman van der Velde (na de bevrijding overleden), Jacob Krammer (vermoord), Beike Feitsma (vermoord); middelste rij: Mani van Velzen (vermoord), Nico van der Woude (vermoord), Moosje de Metz (vermoord), voorste rij: Bennie Cohen (na de bevrijding geëmigreerd naar Israël), Mani van der Kaars (vermoord), Jopie Feitsma (vermoord) en Isie Dwinger (vermoord). Philip Feitsma: hij was een van de laatste slachtoffers. de laatste van de zevenenzes tig transporttreinen vanuit Wes terbork komt hier op de zes tiende september aan. Tot de laatste uit Leeuwarden afkom stige Joden, die hier in de gas kamers hun einde vinden, be horen de al eerder genoemde Martha Sanders-Feitsma met haar kinderen Philip, Salco Hans en Judit. Martha was de vrouw van de bekende Jo San ders, die we in ons verhaal nog tegenkwamen als inkoper van kippen voor het kamp Wester bork. Hij is nog altijd in leven op de donkere dag, dat zijn ge zin wordt vermoord. Zelfs met de bevrijding vlak voor de deur zullen er nog Joden uit Leeu warden binnen of buiten de kampen hun leven moeten la ten Zo wordt, bijvoorbeeld, op de derde februari 1945 het overlij den in Grosz Rosen geregis treerd van de een en twintigjari ge Herman de Bruin, op de vijftiende van die maand het overlijden in Buchenwald van de zes en dertigjarige Benjamin de Vries en op de acht en twin tigste februari de dood "ergens in Midden Europa" van Philip Feitsma (20) en Isaak Akker (19). Voor Jo Sanders (47) komt het levenseind op de negen en twintigste maart in het concen tratiekamp Buchenwald en Aa ron Akker (49) uit de Slotma kersstraat, de vader van de net genoemde Isaac, sterft daar op de zesde april, negen dagen voor de stad Leeuwarden het grote feest van de bevrijding viert. Ook na die bevrijdingsdag, de vijftiende april, vallen er nog üit Leeuwarden afkomstige slacht offers van het Duitse geweld. Tengevolge van de ontberingen in de Duitse concentratiekam pen overlijden op 25 april in Tröblitz Jakob J. Hollander, op 4 juli in Maastricht Samuel Hol lander en op de eerste septem ber in Leeuwarden de een en twintigjarige Jacob de Vries, die met zijn ouders op de Noorder singel woonde. Op dat moment, begin sep tember 1945, is de omvang van de GROTE CATASTROFE al geheel duidelijk: van de ruim vijfhonderd Joodse Leeuwarders uit het begin van de oorlog hebben maar ruim honderd de ramp over leefd

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1989 | | pagina 7